GRONINGEN – Wat zou de (sport)wereld zijn zonder idealisten, aanjagers en visionairs? Neem Abiant/Lycurgus, de volleybaltrots van het Noorden. Nou ja, zeg maar gerust de volleybaltrots van heel Nederland, getuige alle positieve reuring die de club heeft opgewekt dit jaar. Eerst met twee uitverkocht Martiniplaza’s in de play-offs om het landskampioenschap, later met weer twee volle ‘bakken’ in de voorronde van de Champions League. Al met al ruim 15.000 toeschouwers in vier wedstrijden. Dat was nog nooit vertoond in het Nederlandse volleybal. Michel Everaert, bestuurslid van de CEV (Europese volleybalbond) twitterde meer dan eens dat Groningen voor zijn werkgever historie schreef. En zo is het: Lycurgus heeft zich nadrukkelijk op de internationale sportkaart gezet. En in het verlengde daarvan accentueerde het dat Groningen toch wel dé zaalsportstad van Nederland is.
Eén van de krachten die dit voor elkaar kreeg, heet Jack Suiveer. Een idealist, én aanjager én visionair. En bovenal sportliefhebber tot in zijn diepste vezels. Voorheen een verdienstelijk amateurvoetballer bij clubs als Noordwolde, CVVB en Astrea, tegenwoordig de man die als projectmanager de boel bij Lycurgus aanjaagt. Vooral dank zij zijn enthousiasme en kennis van sportzaken liep de tent die Martiniplaza heet, geheel en al vol voor volleybal. Hij weet, op basis van zijn vele bezoekjes aan diverse Duitse sportarena’s, hoe je sportliefhebbers kunt triggeren. Suiveer: “Tegenwoordig kom je er niet meer met alleen een leuke wedstrijd aankondigen, je moet de mensen ook wat extra’s bieden. Faciliteiten als een sfeervolle hal, lekkere stoeltjes, goede horeca en aantrekkelijke sponsorruimtes. En dan nog komen de mensen niet zo maar hun huizen uit voor Lycurgus. Je moet ze wel op iets bijzonders attent maken, er werk van maken dus. Een vol huis krijg je niet vanzelf.”
Via de social media slaagde Jack Suiveer cum laude in zijn missie; Lycurgus voor 4400 m/v laten spelen. Voor de eerstvolgende Europese wedstrijd, begin januari tegen wellicht Levski Sofia, had hij hetzelfde draaiboek weer uit zijn kast willen halen. Echter, dat had geen zin. De reden: Plaza is simpelweg niet beschikbaar. Een motorbeurs zit in de weg. Daarom zijn Suiveer en Lycurgus aangewezen op hun feitelijke thuisbasis in het Alfa College. “Niks ten nadele van het Alfa College,” aldus Suiveer, “daar hebben we niks over te klagen, maar voor grote wedstrijden moet je toch in Martiniplaza zijn. Daar hebben we simpelweg meer mogelijkheden qua faciliteiten, commercie en publiek. Ofwel, daar kunnen we geld verdienen zodra we de grens van 2500 toeschouwers overschrijden.”
Met wrevel refereert hij aan een telefoongesprek met een dame van de gemeente Groningen, die van hem een verzoek had gekregen voor een bijdrage aan de Europese kosten die Lycurgus moet maken. Als visitekaartje van de stad vindt hij dat volstrekt normaal. Die bijdrage kwam er ook, al was die in Suiveers optiek aan de te magere kant. “Alleen al afgemeten aan allerhande kosten waarmee de verhuizing van Alfa College naar Martiniplaza gepaard gaat, al gauw zo’n tienduizend euro, vind ik dat er best wat meer uit die pot mocht komen. Dus belde ik nog maar eens. En wat kreeg ik als advies van de gemeentedame?: ‘Dan gaat u die Europese wedstrijden toch in het Alfa College spelen?”
Die typische Nederlandse benadering van topsport stoort hem mateloos. Nee, dan de topsportcultuur in Duitsland, fleurt Suiveer op, daar kunnen we hier in Nederland nog een puntje aan zuigen. Regelmatig is hij van de partij in Oldenburg en Rasta Vechta, waar basketbal hoogtij viert. Suiveer: “Vechta, een plaats van dertigduizend inwoners, is zo trots op haar Bundesligaclub, dat capaciteit van de hal van twee- naar drieduizend man is gegaan. Een plaatje van een accommodatie. Die renovatie kostte wat geld, maar zei men daar vanuit hun gemeenschapszin: geen probleem. ‘Deze club heeft dat verdiend. Het is ons uithangbord in Duitsland. Als wij dat hier niet hadden, was u, Herr Suiveer, hier nooit gekomen.”’
Hetzelfde verhaal in Oldenburg, de zusterstad van Groningen. Daar zijn de Ewe Baskets de attractie van de stad. Suiveer: “Deze club speelde eerst in een beurshal, maar kreeg een jaar of tien geleden een geheel nieuwe dome. Die bleek voor 3200 toeschouwers al gauw veel te klein en inmiddels is er al weer een grotere hal neergezet, de Gross Ewe Arena voor 6000 toeschouweers. En die zit nagenoeg altijd vol.”
Die politiek richting sport, dat mist Jack Suiveer in Groningen. “Kijk, FC Groningen heeft niets te klagen. Die heeft de Euroborg gekregen en onlangs nog weer het topsportcentrum. Prima zaak, dat gun ik ze ook van harte, maar het is nu toch wel een keer de beurt aan de zaalsport zou ik zeggen. Als zaalsportstad van Nederland zou Groningen zich moeten onderscheiden met een topsporttempel die daarbij hoort. Een ook architectonisch bijzonder gebouw met alles erop en eraan, zodat je echt dat avondje uit-gevoel krijgt. Ook GIJS moet er kunnen spelen. IJshockey is geweldig populair in Groningen, maar lijdt onder een povere accommodatie. Kijk naar de vroegere hal in het Stadspark. Daar was wel sfeer en zat het ook altijd vol.”
Jack Suiveer voorziet dat Groningen Europees naam gaat maken als zo’n nieuw sportpaleis eenmaal is gerealiseerd. “Overal in Duitsland waar nieuwe hallen zijn gebouwd, zie je enorm stijgende bezoekersaantallen. Neem Ulm, daar heeft men voor de basketbalclub de capaciteit naar zesduizend man gebracht en daar zijn alle wedstrijden voor het hele jaar al uitverkocht. Die potentie is er hier ook, je moet het alleen willen zien. Kijk ook eens naar de Ziggo Dome in Amsterdam. Daar zaten dit jaar vijftienduizend toeschouwers bij de finale om het korfbalkampioenschap van Nederland. Alleen al vanwege de unieke beleving. Die kunnen we hier in Groningen ook creëeren.”
Hij is lyrisch over het scala aan topsport dat in Groningen te zien is. Suiveer: “Als je ziet wie er hier allemaal op het hoogste niveau spelen…. FC Groningen, Donar, Lycurgus, GIJS, de hockeyclub Groningen, terwijl ik ook Nic. nog als een potentiële publiekstrekker zie. Welke stad kan ons dat nazeggen? En wellicht leeft het handbal hier met de komst van een nieuwe topsortaccommodatie ook weer helemaal op. Kortom, het moet er nu maar eens van komen.”
Het zou Lycurgus in elk geval een welkome boost geven, voorziet Suiveer. “Ons meerjarenplan tot 2020 behelst structutele deelname aan de Champions League. Ik denk ook dat dat mogelijk moet zijn. Noord-Nederland is vanouds erg volleybalminded en daarom denk ik dat onze toeschouwersaantallen nog flink kunnen groeien. Commercieel moeten we ook nog flinke stappen kunnen maken. Maar dan heb je toch een nieuwe hal nodig. Ik merk het nu al: als we in Martiniplaza spelen, nemen onze sponsors altijd meer kaarten af dan bij gewone competitiewedstrijden. Dat heeft toch met aantrekkingskracht van de accommodatie te maken. In Martiniplaza verdienen we geld. Niet alleen met sponsoring, maar ook qua publiek. Alles wat daar aan toeschouwers binnenkomt, is geld. Want we hebben maar zo’n zestig seizoenkaarthouders.”
Dat aantal, voorspelt Suiveer, zal ook fors groeien als Groningen een modern zaalsportpaleis heeft gerealiseerd. Hij weet dat er al serieus gesproken wordt over een compleet nieuwe hal op de plaats van de huidige, niet meer rendabele Borgmanhal. Met zijn financiële expertise, die hij in dienst heeft gesteld van de Effektieff Groep, zou hij bij deze gesprekken niet misstaan. En anders wel als aanjager. Ook die rol is hem, zo is wel gebleken, op het lijf geschreven.
Diverse Groninger sportliefhebbers hebben het al eens getwitterd: alle ballen op Jack Suiveer!
Door: Dick Heuvelman