Home Actueel Interview Bert Postma, oud-chauffeur van de CdK’s van Groningen én stropdassenverzamelaar

Interview Bert Postma, oud-chauffeur van de CdK’s van Groningen én stropdassenverzamelaar

Interview Bert Postma, oud-chauffeur van de CdK’s van Groningen én stropdassenverzamelaar
GRONINGEN - Bert Postma met zijn verzameling stropdassen, 29-11-2016

‘Met gemak kan ik een boek schrijven. Dat zou een héél interessant boek worden’

GRONINGEN  – Edzo Toxopeus, Henk Vonhoff, Hans Aalders, Max van den Berg. Prinses Margriet, Prins Bernard, Pieter van Vollenhoven en Koningin Juliana. Grote namen. Prominenten. Hooggeplaatste lieden die Bert Postma rondreed tijdens zijn 36 jarige diensttijd als chauffeur voor de provincie Groningen. Als hij een boek zou schrijven zou dat een héél interessant boek opleveren, daar is hij van overtuigd. Want er gebeurde natuurlijk wel eens wat op de achterbank. Maar dat boek komt er niet. “Je bent een vertrouwensbaan aangegaan. Daar maak je geen misbruik van.”

Geen gewoon baantje, chauffeur van de Commissaris van de Koning(in). Niet één die zich verhoudt van 9 tot 5 in ieder geval. Vierentwintig uur per dag moet je paraat staan. Zeven dagen in de week. De pieper kan ook ’s nachts afgaan en dan moet je onmiddellijk bellen om te vragen wat eraan de hand is. Een Commissaris heeft namelijk 24/7 recht op de dienstauto. Voor Bert Postma de normaalste zaak van de wereld. Het hoort nou eenmaal bij zijn functie, punt. Het verhaal van een man die met 3 jaar mulo, een opleiding aan de grafische school en een rijbewijs op zak het schopte tot vaste chauffeur van de Commissaris van de Koning(in).

“Ik weet het nog goed. Ik werkte bij Drukkerij en Boekhandel Jan Haan in de Ebbingestraat. Dankzij mijn vader. In 3 mulo ben ik van school getrapt. Gooide met vuurwerk door de klas. Iemand anders zou het doen, maar durfde toch niet. Geef mij maar, zei ik. Het was de bedoeling om het door het raam naar buiten te gooien maar het viel op de grond. Toen kon ik vertrekken. Zonde, want ik was best intelligent. Zou met gemak naar de HBS kunnen. Maar daar had ik geen zin in. Wilde voetballen. En vissen. Na de kerst mocht ik terugkomen. Maar daar stak mijn vader een stokje voor. ‘Ga jij maar aan het werk. School wordt toch niks’, zei hij me. Hij regelde de baan bij de drukkerij. De Nieuwe Provinciale Groninger Courant werd bij ons gedrukt, die is later opgegaan in Trouw. Toen ben ik ook de grafische opleiding gaan volgen. Haalde alsnog de hoogste cijfers. Die opleiding bracht mij uiteindelijk alles.”

Postma’s oog viel op een advertentie in de Gezinsbode. ‘Bode gevraagd op het provinciehuis’ stond er in de krant. “Dat leek me wel interessant. Dan had je tenminste een uniform aan. Daar heb ik wat mee. Ben er mee opgegroeid. Mijn opa droeg er één, hij was gevangenbewaarder. Net als mijn vader die beroepsmilitair was. Er waren ontzettend veel sollicitanten. Mijn pré bleek mijn grafische achtergrond. De huisdrukkerij van de provincie viel namelijk onder dezelfde chef als de bodes. Als het een keer zo uitkwam kon ik invallen op de drukkerij, dat was het idee. Ik was aangenomen. Kreeg mijn eigen kamer aan het Martinikerkhof. Al snel moest ik naar Den Haag om een spoedbrief weg te brengen. Heerlijk vond ik dat. Ik hield van sturen. Toen kwam al gauw de vraag of ik een gedeputeerde ergens naar toe wilde brengen. Zo is het begonnen.”

‘Je baas wordt nooit je vriend. Zei wel: zeg maar Bert. Het bleef meneer Postma’

Na wat testritjes met een oud-chauffeur mocht Bert Postma Commissaris van de Koningin Edzo Toxopeus rijden. En daarna Henk Vonhoff. “Een jaar of 14 was ik zijn vaste chauffeur. Of dat een band schept? Je baas wordt nooit je vriend. Dat wilde ik ook niet. Zei wel: zeg maar Bert. Het bleef meneer Postma. Kijk, je bent in dienst van. Je moet de verhoudingen goed kennen. Zeker in dit vak. Als chauffeur begin je geen gesprek, je wacht af tot iemand met jou het gesprek begint. Er is een strakke scheidslijn tussen privé en werk. Van de 4 CdK’s die ik gereden heb, was Vonhoff de meest formele. Maar achteraf beschouwd heb ik om hem het meest gelachen. Zijn humor. Geweldig. Een keer waren we op weg naar een commissarisvergadering in Den Haag. Mevrouw Vonhoff reed ook mee. Zij zat in de Eerste Kamer. Ik herinner me het nog goed. Het was slecht weer. We reden bij Muiden, stopten bij het Shellstation. Plaspauze, zoals we vaker deden op die plek. Ik stapte uit, ging naar het toilet en liep hard terug in de stromende regen. Mevrouw Vonhoff zat achterin een krantje te lezen. Toen we weer onderweg waren riep mevrouw plotseling: ‘Waar gaan we heen zonder mijn man?’ Was Vonhoff zonder dat ik het in de gaten had uit de auto gestapt om iets van de kiosk te halen. Hij had boos kunnen worden, maar gelukkig kon –ie er heel hard om lachen. Natuurlijk maak je als chauffeur een hoop mee. Bent getuige van vertrouwelijke gesprekken en van dingen die gebeuren op de achterbank. Ik heb de liefde zien opbloeien tussen Gerard Beukema -toen gedeputeerde nu burgemeester van Delfzijl- en Mirjam de Meijer, nu zijn vrouw. Met gemak zou ik een boek kunnen schrijven. Dat zou een héél interessant boek opleveren, zeker weten. Maar dat boek komt er niet. Ik ben een vertrouwensbaan aangegaan. Waarbij loyaliteit en vertrouwen met hoofdletters zijn geschreven. Daar ga ik geen misbruik van maken.”

Behalve de commissarissen heeft hij zo’n beetje de complete delegatie van het koninklijk huis in de auto gehad. Koningin Juliana “mijn lieve schat”, Prins Bernard, die hij steevast oppikte vanaf Airport Eelde, waar de prins met zijn Dakota landde, prinses Margriet, Piet van Vollenhoven, Koningin Beatrix en prins Claus. De vlag op de auto, pet op en witte handschoentjes aan. “Met Prins Bernard reed ik naar de renbaan, waar hij ieder jaar de Gouden Zweep uitreikte. Daarna reed ik hem terug naar het vliegveld. Met Juliana voor een werkbezoek naar Hoogezand. Wat een lieve vrouw was dat”, glundert Postma die uit veiligheidsoverwegingen regelmatig allerlei trainingen moest volgen. De antiterreurtrainingen op het circuit in Hockenheim bijvoorbeeld. “Met hoge snelheid iemand van de weg rijden was daar onderdeel van. Net als slippen op topsnelheid. En met 150 kilometer de auto de berm in sturen. Fantastisch. Dáár leer je pas sturen.”

Hoewel Bert Postma de baan van z’n leven had, er alles –uitgezonderd begrafenissen en huwelijken- voor opzij zette, gebeurden er ook wel eens vervelende incidenten. Die keer dat hij CdK Max van den Berg ’s avonds na elven naar Amsterdam bracht bijvoorbeeld. “Van den Berg wilde naar zijn vrouw, die daar woonde. Voor mij geen enkel probleem natuurlijk. Maar het kwam bij de pers terecht. Van den Berg zou ’s avonds laat naar zijn vriendin in Amsterdam gebracht zijn, een privébezoekje op kosten van de staat. Het werd een hele discussie. Ontzettend opgeblazen. Zijn vriendin was gewoon zijn vrouw en Van den Berg had daar ook een woning. Heel vervelend allemaal. Wat privé of dienst is, is niet aan mij om te bepalen. Een commissaris heeft 24 uur per dag recht op de dienstauto. Daar betalen ze belasting voor. En die keer dat ik ,terwijl ik Vonhoff chauffeurde, een bekende zag en mijn hand opstak. Een kind dat langs de kant stond meende dat ik mijn middelvinger opstak. De moeder schreef een ingezonden brief aan de krant. ‘Vonhoff geen heer in het verkeer’, stond erboven. Toen moest ik wel even op het matje komen bij de provincie. Natuurlijk heb ik geen middelvinger opgestoken. Dat wist Vonhoff ook. Ik wilde een bloemetje sturen, om het leed enigszins te verzachten. Daar stak Vonhoff een stokje voor. ‘Jou valt niets te verwijten. Dus ook geen bloemetje. Laat maar doodbloeden’, zei hij.”

Bert Postma beleeft zijn chauffeurstijd opnieuw als hij de stapels fotoboeken doorbladert. Plaatjes van Postma op het Binnenhof in den Haag, samen met zijn collega-Gedeputeerde Staten- en ministerchauffeurs, talloze krantenknipsels, getuigschriften en foto’s van een strippende Postma die als chippendale optrad in het provinciehuis. “Zwoel muziekje erbij, er ging steeds meer uit. Mensen kwamen niet meer bij van het lachen.” Dat is Postma ook: een geboren cabaretier. Regelmatig verzorgde hij de personeelsavonden op het provinciehuis. “Eén van de leukste dingen van mijn werk. Die keer dat we op de fiets door de provincie trokken (met hometrainers die op het podium stonden) bijvoorbeeld. Collega Jan Bosker uit Winsum als Amerikaan en ik als Groninger boer. We fietsen langs allerlei projecten die mislukt waren. O, wat kregen de gedeputeerde en de commissaris het ervan langs tijdens onze voorstellingen.” Foto’s van Postma met stropdassen. De volledige werkkamer van Postma was ermee behangen. 8000 verschillende exemplaren maar liefst. Hij plukte ze zo van iemands nek als het moest. “Stropdassen waren een geliefd cadeautje bij officiële gelegenheden. Als de commissaris er één kreeg, gaf –ie hem vaak aan mij. Zo is het een beetje begonnen.” Niet dat zomaar iedere stropdas in aanmerking kwam voor en plek in de chauffeurskamer in het provinciehuis. Zeker dat niet. “Er moet een logo opstaan. Dit hier is de meest bijzondere die ik heb’, zegt de oud-chauffeur wijzend naar een donkerblauw exemplaar met om de 5 centimeter diagonale bordeauxrode strepen. “Van de Stichting Japanse Ereschulden. Gedragen door een man die aan de Birmalijn heeft gewerkt. Zijn vrouw bracht het persoonlijk op het provinciehuis. Ze voelde dat ze niet zo lang meer te leven had. Toen dat in het nieuws kwam, ging het snel met de verzameling. Overal vandaan kreeg ik stropdassen opgestuurd. 8000 had ik er op het laatst. De Groninger stadswandeling had een tussenstop in mijn werkkamer.”

Met weemoed terugkijken op zijn toch niet alledaagse job doet Bert Postma niet. “Van het ene op het andere moment was het klaar. Uitgereden. Ik ben direct naar de klaverjasclub hier in de Wijert gestapt en heb me aangemeld. Ik fotografeer en doe verslag bij wedstrijden van het 1e elftal van Oranje Nassau en sta, samen met mijn vrouw, langs de kant bij de voetbalwedstrijden van mijn kleindochters. Onze weekenden bestaan voor 90 procent uit voetbal. Ik vind het wel prima zo.”

 

 

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in