Door Dick Heuvelman
Groningen – De professionele wielerelite maakt zich op voor haar jaarlijkse hoogmis, het wereldkampioenschap op de weg. Ofwel, de jacht op de regenboogtrui, samen met de gele trui het meest begeerde tricot in het peloton. Dit keer in de Noorse oliestad Bergen, waar wel eens geschiedenis zou kunnen worden geschreven door Peter Sagan. Hij gaat op voor een nog nooit vertoonde hattrick, drie keer op rij mondiaal titelhouder. De Slowaak, de kampioen van zowel Richmond (2015) als Doha (2016), is in Bergen andermaal de te kloppen man. Hij verkeert in elk geval in bloedvorm. Dat bewees hij onlangs nog eventjes in Canada, waar hij de Grote Prijs van Quebec – een World Tourkoers – naar zich toetrok.
Drie keer op rij wereldkampioen worden, dat is zelfs legendes als Fausto Coppi, Bernard Hinault en Eddy Merckx nog nooit gelukt. Vier renners bleven steken op twee achtereenvolgende regenboogtricots: de Belgen Georges Ronsse (1928/29), Rik van Steenbergen (56/57) en Rik van Looy (60/61), als ook de Italiaanse campionissimo Paolo Bettini (2006/07).
Alle ogen zijn daarom in Bergen gericht op Peter Sagan, de super-Slowaak die ogenschijnlijk zo onbevangen in het wielerleven staat. Hij kent nauwelijks druk op zijn schouders en fietst frank en vrij van de ene naar de andere triomf. Bovendien is het parcours dat ze in Bergen hebben uitgezet, op zijn maat gesneden. Zwaar geaccidenteerd en alleen daarom al slopend.
Ook de afstand, 277 kilometer, zal hem geen zorgen baren. Zijn grootste uitdagers op papier kent hij als zijn broekzak, de Belgische Olympisch kampioen Greg van Avermaet, de Poolse wereldkampioen van 2014 Michal Kwiatkovski, de Australische alleskunner Michael Matthews, de Belgische routinier Philip Gilbert en zeker ook de Noorse flyer Edvald Boasson Hagen.
Echter, favorieten winnen lang niet altijd. Zeker in het wielrennen niet. Op de erelijst van wereldkampioenen, anno 1927, prijken ook namen als Harm Ottenbros, Benoni Beheyt, Roman Vainsteins, Allessandro Ballan en Igor Astorloa, zogeheten eendagsvliegen. Het WK wielrennen heeft niet zelden iets van het roulettespel, een rollend en stuiterend balletje dat zomaar ineens goed kan zijn voor de pot met goud.
In Bergen zal ook weer een heel regiment outsiders aan het vertrek staan. Zoals Bauke Mollema, één van de troeven in de Nederlandse ploeg. Voorheen vooral uitblinkend in het etappewerk, tegenwoordig ook bij de haantjes de voorsten in koersen met een klassiek profiel.
Met zijn dertig jaar zit Mollema in de kracht van zijn wielerleven. Hij lijkt op het toppunt van zijn kunnen te zijn aanbeland. Het ligt voor de hand dat bondscoach Thorwald Veneberg hem, samen met Girowinnaar Tom Dumoulin, aan de Noorse kust aanwijst als kopman van een op papier ijzersterke brigade. Het is lang geleden dat de KNWU met zo’n veelbelovend stel op weg gaat in een WK. Want met de Groninger troef gaan kleppers als Tom Dumoulin, Lars Boom, Wout Poels en Niki Terpstra op voor de eer van Oranje. Als de heren elkaar wat gunnen zouden (Hallo, Lars Boom!!) een collectief van belang kunnen vormen en moet het zelfs mogelijk zijn eindelijk eens Joop Zoetemelk af te lossen als laatste Nederlandse wereldkampioen bij de profs. De titel van Joop dateert al weer van 1985, toen hij in het Italiaanse Giavera del Montello met een kousenvoetendemarrage alles en iedereen verraste.
Tot zo’n kunstje moet ook Bauke Mollema in staat zijn. De man die Zuidhorn op de kaart heeft gezet mag dan tot dusver vooral naam hebben gemaakt als klassementsrenner, in het eendaagse werk kan hij de laatste jaren ook potten breken. De manier waarop hij vorig jaar de hoog gedoteerde Clasica San Sebastian won, oogstte veel bewondering. Solo kwam hij in Baskische havenstad over de streep. Nog imposanter was zijn triomf in de 15e etappe van de Tour de France dit jaar. Een tocht door het golvende Central Massif die het karajter had van een klassieker. Zo’n dertig kilometer voor finishplaats Le Puy-en-Velay sloop hij op zijn Zoetemelks weg uit de kopgroep en liet zich niet meer achterhalen.
Dat gebeurde op wegen die veel gelijkenis hebben met het parcours in Bergen, op en af tegen soms pittige stijgingspercentages. De scherprechter luistert naar de naam Mount Ulriken. De weg naar boven is anderhalve kilometer lang en heeft een stijgingspercentage van gemiddeld 6.5 procent. Verder zijn er nog twee kleinere hellingen, als ook de afstand van 270 kilometer, die het etiket slopend op deze omloop plakken. Na een aanloop van 40 kilometer vanuit startplaats Rong wachten in Bergen 12 ronden van ruim 19 kilometer en zal het ruim zes uur durende een survival of the fittest worden.
Bauke Mollema vindt het ‘geen verkeerd’ parcours voor hem. Op zijn Gronings gezegd: Kon minder. Bescheiden als hij van nature is is, laat hij zich niet verleiden tot grootspraak. Hij waant zich niet tot de favorieten. Stilletjes acht hij zich echter niet kansloos.
Wat Mollema wél weet, is dat zijn kansen stijgen als het regent. Dan wordt het extreem slopend en komen types als hij, die mannen die kunnen afzien, letterlijk en figuurlijk boven drijven. Dus zal Mollema op deze WK-dag smachten naar natte wegen. De kans dat zijn wens wordt vervuld is overigens niet denkbeeldig. Bergen staat bekend als de regenstad van Europa. Het regent er gemiddeld 230 dagen per jaar.
Echter, in het Nederlandse kamp zullen ook jongens als Tom Dumoulin, Wout Poels en Lars Boom zich kansen toe-eigenen en is het aan bondscoach Thorwald Veneberg deze ego’s op één (tactische) lijn te krijgen. Met name Lars Boom is een type dat moeite heeft zich op te offeren voor ploeggenoten. Dat bleek in het laatste verreden kampioenschap van Nederland, waar hij in de finale de stalorders van de ploegleiding van Lotto-Jumbo negeerde en daardoor het karretje van sprinter Dylan Groenewegen in de poep reed. Het kwam Boom op een disciplinaire straf te staan: niet mee naar de Ronde van Spanje.
Normaliter zal Veneberg, gelet op hun staat van dienst en de aard van het parcours, inzetten op Mollema en Dumoulin inzetten als de ultieme kopmannen. Waarbij aangetekend dat de Limburger ook zijn zinnen heeft gezet op de mondiale tijdrittitel, die vier dagen eerder op de agenda staat. Een discipline die veel energie opslokt, zeker in Bergen, waar de laatste kilometers flink omhoog lopen. De vraag is hoe Dumoulin deze inspanning zal verteren.
Bauke Mollema heeft daar geen last van en heeft zich optimaal kunnen voorbereiden op de WK-koers, die hem met een beetje geluk ver moet kunnen brengen. Dat zijn vorm in orde is, bewees hij in de onlangs verreden Grote Prijs van Montreal, waar hij deel uit maakte van de vijfmanskopgroep die om de hoofdprijs streed. Die ging uiteindelijk naar de Italiaan Diego Ulissi, maar Mollema was content met zijn vijfde plek in de sprint. Hij weet het: de benen zijn nog altijd goed.
Op de sterrenlijstjes, die altijd voor belangrijke wielerkoersen worden gemaakt, zal hij het maximale aantal van vijf sterren niet toebedeeld krijgen en wellicht ook geen vier. Maar drie sterren zullen toch zeker achter zijn naam worden gezet. Voor wat het waard is, want er zijn heel wat regenboogtruien uitgereikt aan renners die met een driesterrenstatus van start zijn gegaan.
Nederlandse profs met
zeven titels op erelijst
Nederland staat in de historie van het wereldkampioenschap voor profs, dat in 1927 voor de eerste keer werd verreden, met zeven renners op de erelijst. De primeur was voor de Zeeuw Theo Middelkamp, die op een snikhete zomerdag in 1947 alles en iedereen naar huis reed.
Zijn prestatie werd in 1964 geëvenaard door Jan Janssen. De latere Tourwinnaar (1968) was op een geaccidenteerd parcours in het Franse Alpenstadje Sallanches de Italiaan Vittorio Adorni en de Franse publiekslieveling Raymond Poulidor (de opa van comingman Mathieu van der Poel) te snel af.
Vijf jaar later trok Harm Ottenbros een lange neus richting alle wielerkenners. Dat gebeurde op het autocircuit van het Belgische Zolder, waar de Noord-Hollander spotte met alle prognoses. Na zijn verrassende coup werd hij evenwel niet als een ware wereldkampioen ‘behandeld’ en mede daardoor keerde hij gefrustreerd de wielersport de rug toe. Hij gooide zijn fiets zelfs demonstratief van de Zeelandbrug in Oosterschelde.
De vierde Nederlandse wereldkampioen meldde zich in 1975 en heette Hennie Kuiper, de immer strijdlustige coureur uit Denekamp. Hij soleerde in Yvoir, eveneens in België gelegen, naar de regenboogtrui. Voor de Belgische favoriet Roger de Vlaeminck en de Fransman Jean-Pierre Danguillaume restten slechts troostprijzen, respectievelijk in zilver en brons gegoten.
Drie jaar, in 1978, later was het de beurt aan Gerrie Knetemann, destijds met Kuiper, Jan Raas en Joop Zoetemelk behorend tot het gouden wielerkwartet van Nederland in die tijd. Wijlen De Kneet versloeg in een sprint die tot op de dag van vandaag als mysterieus wordt omschreven. De Amsterdammer zou op de Duitse Nürburgring een erecode met de Italiaanse campionissimo Francesco Moser hebben gebroken.
Ook de WK-triomf een jaar later van Jan Raas in Valkenburg was onderhevig aan veel discussie. De Zeeuw had zich in de aanloop naar de finale bij herhaling de Cauberg op laten duwen door ploeggenoten en dat werd hem door criticasters, onder wie NOS-commentator Mart Smeets, nogal pijnlijk duidelijk onder de neus gewreven aan de hand van beelden. Het kwam Smeets op een rode kaart van het vaderlandse peloton te staan. Hij werd een jaar lang in de ban gedaan.
De laatste wereldtitel dateert van 1985, inmiddels 32 jaar geleden. Toen verraste Joop Zoetemelk op zijn ouwe dag – hij was toen 38 – vriend en vijand met een zogenaamde sluipdemarrage. Niemand van de concurrentie voelde zich geroepen Joop terug te halen, zodat hij in het Italiaanse Giavera del Montella zijn toch al indrukwekkende carrière nog met een niet meer verwachte wereldtitel kon vervolmaken.