Voor mij begon het in 1959 bij GVAV Rapiditas op het sportpark aan het Van Starkenborghkanaal. Tien jaar was ik en het elftal waarin ik speelde had de ludieke naam de Kanaries. De Kanaries tegen de Parkieten, zoiets dus. De allerjongsten van GVAV, wat staat voor Groninger Voetbal Atletiek Vereniging, bij de tegenstander beter bekend als Geen Van Allen Voetballers, speelden in die tijd in een team met namen van vogels. Pas op mijn twaalfde kwam ik in aanmerking voor de B-elftallen. Voor mij werd het B8, niet slecht om te beginnen, er waren immers 12. Ik speelde samen met Hugo Hovenkamp uit de Vinkenstraat 65a, die later het eerste elftal zou halen en getransfereerd werd naar AZ ‘67, waar hij als linksback maar liefst 31 keer, net zoveel als Erwin Koeman, voor Oranje mocht aantreden. Jammer genoeg speelde ik niet lang met Hugo Hovenkamp in een team. Trainer Klaas de Wit uit de Paramaribostraat 87, de beste jeugdtrainer die je je als junior maar kunt wensen, onderkende al heel snel de speciale kwaliteiten van Hugo en het was dan ook een kwestie van tijd dat Hovenkamp van B8 in sneltreinvaart doorschoof naar B1. Zelf bleef ik hangen in B8, de daaropvolgende seizoenen hield het op bij B4, B3 en nog even in B2, met als regelrechte uitschieter zo nu en dan reservespeler bij het vlaggenschip B1. Twee keer ben ik ingevallen, waarvan ik mij nog herinner dat uit een corner vanaf rechts de bal plotsklaps op mijn hoofd neerdaalde en achter de doelman in de touwen verdween. Na afloop dronk ik in de kantine op deze mijlpaal mijn eerste biertje. In de A-elftallen was het van hetzelfde laken een pak. A2 en daar hield het mee op. Eigenlijk was het helemaal niet slecht, als je bedenkt dat GVAV toentertijd over 13 A-teams beschikte. Voorafgaande aan mijn korte overstap naar Noordwolde, waarover later in dit verhaal meer, heb ik nog een aantal seizoenen in de senioren van GVAV gevoetbald, waar de periode in het vierde elftal mij het meest is bijgebleven. Toen is eigenlijk ook echt de liefde voor het schrijven begonnen. Over elke wedstrijd schreef ik namelijk een stukje in Onze Vereniging, het wekelijkse clubblad van GVAV, onder de alleszeggende titel ‘Van het Vierde’. Het kwam wel eens voor dat er vanwege ruimtegebrek geen plaats was voor mijn stukje, iets waarvan ik elke keer weer doodziek was. Het spelen in lagere elftallen had wel als consequentie dat er vaak al om 9 uur op zondagmorgen aangetreden diende te worden. Met uitwedstrijden tegen Niebert, Marum of Tolbert, het Westerkwartier was ruim vertegenwoordigd in onze competitie, vertrokken we dan ook al om een uurtje of acht uit Stad. Verzamelen bij het sportpark. Meestal was bij aankomst niemand van de thuisspelende club om ons te verwelkomen en moesten de netten, die in de meeste gevallen tekort bleken te zijn, nog opgehangen en vastgemaakt worden. De scheidsrechter kwam in het ergste geval helemaal niet opdagen of hij was te laat en toeschouwers waren er op dit onchristelijke uur al helemaal niet. Op een bepaald moment kon ik het niet langer opbrengen. Niet het voetballen, maar het spelen op het vroege tijdstip. Als discjockey werkte ik tot diep in de nacht en wanneer ik dan om 9 uur klaar moest staan voor de derby tegen De Vogels 3, was ik na afloop om kwart voor 11 totaal van de wereld. Stoppen dus voor mij met voetballen op zondagmorgen, maar op zaterdagmiddag om 3 uur mocht geen probleem zijn. Eddy Harms was een collega deejay en hij voetbalde elke zaterdag voor Noordwolde, toentertijd op een veld dat lag aan de weg langs het Boterdiep, daar waar Arjen Robben dagelijks twee keer langs fietste naar school. Van Bedum naar Stad en weer terug. De vader van Eddy, Jan Harms, had een café in Zuidwolde waar alles en iedereen uit die contreien langs kwam voor van alles en nog wat en waar dus ook de ontmoetingen van spelers en bestuur van Noordwolde plaats vonden. Eddy Harms voetbalde niet onverdienstelijk, net als Johan Brakema, die later furore zou maken met zijn drie vestigingen van Mc Donalds in Stad. Het was eerst wel even wennen bij mijn nieuwe club, maar in het jaar dat ik er heb gevoetbald, is vooral de humor me bijgebleven. Toch ben ik na het seizoen maar helemaal gestopt met actief voetballen. Het was wel klaar, zeker in combinatie met plaatjes draaien en daardoor zes dagen in de week te laat naar bed. GVAV Rapiditas is wel tot in lengte van dagen mijn club gebleven. Vaak heb ik dan ook gedacht om weer te gaan spelen. Vooral wanneer ik weer eens een oud-clubgenoot tegen het lijf liep, die mij aanmoedigde om terug te komen. Lekker bij ons in het tiende en woensdagavond trainen zonder trainer. Eerst een warming up om fit worden en dan een partijtje van een uur. Gewoon doen mien jong. Wanneer ik het blauwe shirt met de o zo fameuze ster op de linkerborst ontwaar, komen de herinneringen vanzelf weer boven. Elke maandag kijk in de krant hoe GVAV in het weekend heeft gespeeld, al ken ik er geen enkele voetballer meer van en kom ik nooit meer naar sportpark Kardinge om ze te bekijken. Recent zag ik trouwens nog wel een man van 67 jaar uit Groningen een balletje trappen. Was ook op zijn tiende begonnen en heeft er nog steeds plezier in. Dat is mooi dacht ik toen ik de beelden zag, maar tegelijkertijd dacht ik ook dat ik er maar niet meer aan moest beginnen. Zelfs niet bij GVAV Rapiditas, hoewel, eens mijn club, altijd mijn club. Wat ik vooral mooi vind van de voetballerij is dat elke club, zeker ook in Groningen, toch zijn geheel eigen cultuur heeft. Een lid van Be Quick zal in zijn hart altijd een Be Quicker blijven en een voetballer van Velocitas is voor zijn leven een Velocitaan, om maar te zwijgen van een geboren en getogen Oosterparker. GRC, Groninger Royal Club, is reeds lang van Corpus den Hoorn, maar in vroeger dagen was GRC van het Stadspark, waar op zondagmorgen om kwart voor 11 het eerste elftal aantrad op veld 1 met Dick Buikema, Boelo Meijboom in doel, rechtsback Kor Visser en de schakende voetballer Enno Noordhoff als rechtsbuiten. Veel volk langs de lijn en altijd spektakel. En wat te denken van de scherp op de snede duels tussen Groninger Boys en Gruno op sportpark West End? De Boys met de broers Wim en Roelf Bolt en Gruno met de jongens van Van Donderen, de familienaam die als een groen-witte draad door de vereniging loopt. Frans, Matty en Gradus, in een naam worden ze nog steeds met Gruno genoemd. In de geschiedenis van beide clubs is sporadisch wel eens iemand overgestapt, maar zowel bij Gruno als ook bij Groninger Boys keerde men toch binnen een aantal jaren terug naar hun oude liefde. Het is toch de cultuur van de club die blijft trekken en overwint. Zo was het toen en zo is het nog altijd. Hoewel, clubliefde is spijtig genoeg een stuk minder geworden.
Piet van Dijken