Andreas Blühm, directeur Groninger Museum
GRONINGEN – Als jochie van tien sprong hij samen met zijn vader vanuit Bremen een willekeurige trein in, het avontuur tegemoet. Ze kwamen uit in Groningen. Het werd zijn allereerste kennismaking met ‘stad’. Ruim veertig jaar later is de Duitse kunsthistoricus Andreas Blühm directeur van het Groninger Museum. Het enige museum in Nederland waar je, zo zegt hij, zó’n bijzondere mix kunt neerzetten. “Lokaal en werelds. Ai Weiwei en Helmantel. Waar vind je dat?”
Na tweeënhalf jaar op de directiestoel fascineert ‘zijn’ museum hem nog steeds. “Het concept, waarbij geen enkele ruimte in het museum hetzelfde is en je daardoor telkens een compleet andere sfeer beleeft, is echt uniek”, begint Blühm op zijn werkkamer helemaal bovenin het museum. Groot is het er niet. Drie bij vier hooguit. Tegen elke wand staan boekenkasten van grond tot plafond vol met boeken over kunst, geschiedenis en cultuur. “Gisteren waren er vrienden over uit Los Angeles. Ik nam ze mee naar het Coop Himmelb(l)au, het museumpaviljoen waar je over glas kunt lopen en het water onder je voeten kunt zien. Nou, dan zie je ze schrikken! Dat vind ik zo bijzonder aan dit museum. Je kan het nog steeds met trots laten zien.” Blühm is eindverantwoordelijk voor alles wat het museum aangaat. Van een vaas die omkukelt tot de beveiliging tot nieuwe exposities. Veel van zijn tijd gaat op aan vergaderen, mails en post verwerken en acute problemen die onmiddellijk een oplossing vereisen. Parallel aan deze ‘korte termijn-zaken’ is hij bezig met de wintertentoonstellingen voor 2016/2017 en 2017/2018. “Schilderijtjes afstoffen doe ik niet, dat denken mensen wel eens. Er gaat veel tijd op aan managementdingen. We zijn eigenlijk een midden kleinbedrijf in de vrijetijdsindustrie waar zo’n vijftig mensen werken”, vertelt de directeur die zelf ooit conservator was van grote tentoonstellingen in het Van Gogh, waar hij van 1993 tot 2005 ‘hoofd presentatie’ was. En zélf een grote expositie organiseren, waarbij hij het onderwerp bepaalt, de kunst verzamelt en presenteert, is Blühms absolute passie. “Vooral onderwerpen die discussie opleveren vind ik interessant. Neem nou het beeld van dieren, daar heb ik eens een tentoonstelling over gemaakt. Vroeger was een dier je dienaar óf je vijand. Ze waren nuttig óf gevaarlijk. Maar dieren beschermen? Dat was ondenkbaar. Nu zijn het onze vrienden. Heb je een dierenbescherming. Een dierentuin, is er zelfs een partij voor de dieren. De dieren zijn nog steeds hetzelfde, maar ons beeld erover is veranderd. Dát fascineert me. Ik zit hier nu zo’n tweeënhalf jaar en zo langzamerhand ontstaat er wat tijd voor nieuwe dingen, dus wie weet. Of ik het onderwerp al heb?” Lachend: “Ja, ik ben met iets bezig. Maar dat ga ik jou niet vertellen.”
Op 10 april begint het nieuwe museumseizoen met de opening van de expositie van de Groningse drukker en kunstenaar H.N. Werkman (1882-1945). Een tentoonstelling met maar liefst vijftig verschillende bruikleengevers. En dat zegt ook meteen iets over de intensiviteit van de organisatie ervan. Daar gaan jaren aan vooraf. “Heb je het onderwerp eenmaal bepaald, pas dan begint het. Op papier kun je de ideale tentoonstelling maken. Maar je moet het allemaal wel even zien te krijgen hè? Er mogen geen belangrijke stukken ontbreken. Het verhaal moet juist verteld worden. En: is het nog wel de moeite waard wanneer we iets niet krijgen? Voortdurend maken we afwegingen. Pas daarna begint het verzamelen. De onderhandeling met andere musea en het benaderen van particuliere verzamelaars. Werkman is 70 jaar dood. Hij was een van de meest invloedrijke kunstenaars van de Groninger kunstenaarsgroep De Ploeg. Hij was vernieuwend en experimenteel. Zijn kunst gaf het vijftigerjarengevoel, terwijl hij jaren dertig was. Werkman was z’n tijd ver vooruit.”
Wat Blühm bezighoudt is hoe hij de drempel om naar het museum te gaan, nog verder naar omlaag krijgt. “Het Groninger Museum heeft een vanzelfsprekende plaats in de stad. Iedereen kent het. Maar toch zijn lang niet alle Groningers er geweest. Een museum heeft vaak het imago van oud en stoffig. Beslist niet zo natuurlijk! Behalve historische kunst heb je de moderne, hedendaagse kunst. Het is zó breed. Ik wil contact maken met mensen. Desnoods kom ik naar ze toe. De straat in. Zo van: ‘kijk! Dit staat ook in het museum! Wil je meer zien? Dan moet je komen. Ook willen we meer met het kinderatelier gaan doen. Dat is nu klein en verstopt. Het moet zichtbaarder en groter worden. Het moet een fijne plek zijn waar kinderen graag hun tijd doorbrengen. Ook na schooltijd. Een plek waar ze op een interactieve manier dingen kunnen ontdekken en zelf iets kunnen maken. Dat willen we dit jaar nog realiseren.”
Behalve schilderijtjes van zijn twee kinderen en wat kunst van bevriende kunstenaars, hangt er bij Blühm thuis weinig aan de muur. Geen grote meesterwerken. “Misschien ben ik een schoenmaker die op afgetrapte schoen rondloopt. Misschien wel een beetje verpest zelfs. Op een gegeven moment ligt je ambitie zó hoog, dat het niet meer te betalen valt. Ik herinner me een leuke anekdote: ik was jong en nog maar net aan de slag als conservator bij een museum. Samen met de directeur gingen we op pad om twee werken te bekijken. ‘Welke vind jij het mooist?’, vroeg hij me. ‘Ik zou die zo bij mij thuis ophangen’, zei ik over een schilderij. ‘Nou, dan nemen we die dus niet’, was zijn antwoord. Ik was totaal verbaasd. Zijn boodschap: wat past boven jouw blauwe bank is niet geschikt voor de rest. Wat je zélf zou kiezen, is niet goed genoeg voor een museum. Dat moet groots, provocerend en confronterend zijn. Dat ben ik nooit meer vergeten. Helmantel was zo’n issue. We hebben er voor het museum onlangs één aangekocht. Natuurlijk zijn er zat mensen die thuis een Helmantel hebben hangen. Maar het is een goede kunstenaar. Het hoort bij het erfgoed van Groningen. Je moet er als museum één in de collectie hebben. En dan is het de kunst om er één te kiezen die erboven uitsteekt. Nóg abstracter is dan de rest. En dat hebben we nu. Van een kerkinterieur van een kerk uit Appingedam. Maar we hebben ook het werk van de beroemde Chinese kunstenaar Ai Weiwei. Díe mix, van lokaal én werelds, tja…dat is fantastisch! Waar vind je dat? Nergens.”
Vorig jaar trok het museum 175.000 bezoekers. Het doel is om jaarlijks toch wel de 200.000 aan te tikken. Iets wat voor dit jaar moet gaan lukken. “De expositie ‘Het geheim van Dresden’ loopt nu al zo goed, dat we weten dat het voor dit jaar wel goed zit”, zegt Blühm een tikkeltje ingetogen. En dan hebben we het nog niet eens over, technisch gezien, de meest ambitieuze tentoonstelling ooit georganiseerd: David Bowie. “Je hoort wat je ziet, precies op dat moment. Dus jij kijkt naar iets, terwijl op hetzelfde moment het nummer dat erbij hoort in je oren klinkt. Een heel bijzondere ervaring.” Al zal Bowie de teller voor dit jaar niet omhoog stuwen, want de expositie is pas vanaf december te zien. Het geheim van Dresden loopt nog tot en met 26 mei en Werkman opent op 10 april.