GRONINGEN – Zaterdag begint Lycurgus aan een hoofdstuk in haar geschiedenis dat over enkele weken, indien de doelstelling tenminste wordt gehaald, als historisch moet worden bestempeld. Kan dat stempel daadwerkelijk op de nakende play-offs worden gezet, dan is Lycurgus kampioen van Nederland. Lang, heel lang leek dat een utopie. Een titelkandidaat in retroperspectief.
Toen Lycurgus aan het begin van dit volleybalseizoen met klinkende uitslagen nadrukkelijk de toon zette in de eredivisie, wendden zich her en der scheve gezichten richting Groningen. Geen kunst, zeiden de criticasters in den lande, Lycurgus heeft simpelweg het geld om een goed team bij elkaar te kopen. Afgunst in plaats van waardering voor de Oude Dame van het Nederlandse volleybal. Een beetje eerbied voor de blauwwitte club, opgericht in 1952 als afscheiding van het streng gereformeerde Oranje Nassau, zou meer op zijn plaats zijn. Na een jarenlange figurantenrol heeft Lycurgus ook eens de nodige middelen, gekoppeld aan ambitieuze kaders, om een topsportbeleid van de grond te tillen.
Dan is enig respect voor de aanhouder die wint, meer op zijn plaats dan afgunst. Alsof Landstede Zwolle, Dynamo Apeldoorn, Nesselande (Rotterdam), VVC Vught en Martinus (Amstelveen), om maar eens een paar kampioenen uit het verleden te noemen, geen spelers hebben aangetrokken in de strijd om de hoogste eer. Dat is inherent aan topsport op (semi)professionele basis. Nu Lycurgus ook eens stevig in de bus kan blazen, steekt jaloezie de kop op in enkele vertrekken van het vaderlandse volleybalhuis.
Terwijl Lycurgus eigenlijk alleen maar lof verdient als oudste van (eredivisie)dienst. Immers, de Groninger club was in 1973 al van de partij in het volleybalwalhalla. Waar tal van clubs, grote en kleine, in het niets zijn verdwenen, staat Lycurgus 43 jaar nadien als een huis. Het tekent de kracht van Lycurgus, dat het eens zo machtige clubs als Starlift Blokkeer, AMVJ, Brother Martinus, VC Nesselande en ZVH Zevenhuizen, allemaal prijkend op de lijst der landskampioenen, heeft overleefd.
Nee, dat ging niet van een leien dakje. Verre van dat zelfs. Lycurgus speelde tot na de eeuwwisseling vooral bijrollen op het hoogste podium. Zó vaak en zó perspectiefloos ook, dat de club het etiket kreeg opgeplakt van een club waarmee het nooit wat zou worden. Dat lag vooral aan de lichting studentikoze babyboomers die Lycurgus vooral zag als een gezelligheidsclubje. Met de mond beleden ze topsport, maar met diezelfde mond werd, veelal in het legendarische sportcafé Havenzicht en anders wel in de soos van Mesacosa, ook onbekommerd genipt aan in hoog tempo gevulde bierglazen. Oud-spelverdeler Jan Brouwer, nu landelijk furore makend hoogleraar Algemene Rechtswetenschap, zag dat overigens nooit als een probleem. Zijn credo was altijd: “Als je normaal de 100 meter in elf seconden loopt, dan lukt dat na een avondje uit ook nog wel.”
Nee, Lycurgus speelde dan wel in de eredivisie, maar topsport kon je het niet noemen. Brouwer, de spelverdeler met gouden handjes, liet ooit in het toenmalige Nieuwsblad van het Noorden optekenen dat sommige spelers zich in het Groninger uitgaansleven geneerden als ze zeiden dat ze bij Lycurgus aan topsport deden. “Dan werden ze in hun gezicht uitgelachen.” In hetzelfde interview: “We stonden soms ook als lijken in het veld, want dan was er de avond tevoren enorm gezopen.”
Zoals dat ‘uiteraard’ ook gebeurde nadat Lycurgus in 1973 naar de eredivisie promoveerde. Een citaat van wijlen Hilbrand Hartlief, de zo tragisch (auto-ongeval) aan zijn einde gekomen buitenaanvaller: “Op het feest vloog het bier letterlijk in het rond. Onze trainer-coach Jan Beins zie ik nog, samen met zijn vrouw binnenkomen. Op last van diezelfde vrouw moest hij onmiddellijk rechtsomkeert maken, zo’n vreselijke bende was het. We hebben hem niet weer gezien.”
Behalve met overmatig drankgebruik hadden de spelers van Lycurgus ook last van de Ziekte van ALO. Dat was een virus dat op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding welig tierde en een hoge graad van betweterigheid als één van de voornaamste kenmerken had. Coaches werden bijkans suf geluld door de spelers van toen, onder wie ook Joop Alberda, de man die later Olympisch goud zou winnen als coach van het mannenvolleybalteam, er eentje was. En als er dan eens een trainer ten einde raad de handdoek wierp, namen de best gebekte spelers zelf het roer in handen. Het ontlokte Chris Mast, voormalig scheidsrechter, eens deze uitspraak: “Lycurgus heeft veel opperhoofden, maar weinig roodhuiden.” Ofwel, het was een stuurloos schip.
Dat was het probleem, in de eerste eredivisiejaren van Lycurgus. Want de heren konden natuurlijk best wel een balletje slaan, anders zou het hoogste niveau nimmer zijn bereikt. Echter, ging het qua resultaten eens goed (er werd zelfs Europees gespeeld in de Evenementenhal), dan was er wel andere sores. Zoals een sponsor, Elves Huis, die op de fles ging. Dat leidde tot een wankel bestaan in de eredivisie, die in 1987 moest worden verlaten.
Assen nam, onder de vlag van Sudosa, vervolgens het commando van het noordelijke volleybal een decennium lang over. In 1998 keerde Lycurgus terug in de eredivisie, een promotie die het in de schoot kreeg geworpen omdat het Brabantse Jola/Olympus, de kampioen van de zuidelijke eerste divisie, afzag van een barrage vanwege geldgebrek. De rentree van het Groninger bolwerk was van relatief korte duur, want in 2002 viel andermaal het eredivisiedoek voor Lycurgus.
Maar ook bij Lycurgus komt na regen zonneschijn. De treurnis was amper verwerkt, of er diende zich een serieuze sponsor aan: Anker Verzekeringen. Dat had de smaak te pakken gekregen met de tafeltennisclub Midstars in Middelstum. Toen in dit dorp de landstitel kon worden gevierd, leek het directeur Harry van Meel een goed idee om exposure te zoeken bij een andere club. Zijn ogen waren overigens niet direct gericht op Lycurgus. Van Meel had, gezien alle publicaties, geen hoge pet op van deze volleybalclub. Een bevriende relatie kon hem echter overtuigen dat er best wel perspectief was voor het sponsoren van Lycurgus. Zo geschiedde, maar wel onder de strikte voorwaarde dat het ambitieniveau planmatig omhoog zou worden getild. Toenmalig voorzitter Roel Schiphof beloofde dat plechtig en liet zich terloops ontvallen dat ‘Lycurgus nog nooit zo’n goede sponsor heeft gehad.”
Probleemloos werd dan ook – een jaar later – de stap weer gemaakt naar de eredivisie en daar is het sindsdien niet meer uit verdwenen. In tegendeel zelfs, de trend die door Anker Verzekeringen was opgeëist, werd alleen maar stringenter doorgevoerd. Jaar-in-jaar-uit kon er structurele progressie worden geboekt. De club kreeg bijvoorbeeld aantrekkingskracht van spelers uit de betere klasse. Ook nadat Anker het sponsorstokje had doorgegeven aan Bol ICT. Oud-international Ronald Zoodsma, inmiddels als coach aangetrokken, leidde met zijn schat aan internationale ervaring Lycurgus naar een constante plek in het linkerrijtje van de eredivisie.
Zijn opvolger Arjan Taaij, overigens ALO-geschoold, bouwt op deze gedegen fundering gestaag verder. Hij is niet alleen technisch leidsman, maar laat zich ook gelden als visionair. Zijn doelstelling is met Lycurgus door te dringen naar het allerhoogste platform, daar waar de Champions League huist. Voorlopig streefjaar: 2020. Aan de nodige professionaliteit ontbreekt het in elk geval niet, mogelijk gemaakt door een groeiend sponsorbestand. Coach Taaij kan daardoor nauw samenwerken met wetenschappers en hoewel de huidige spelersgeneratie best wel eens een biertje drinkt, is de focus, zeker ook door buitenlandse injecties, toch bovenal gericht op fysiek en mentaal top zijn; op presteren.
Niettemin ging het bijna, in 2013, weer fout toen het bestuur-Gieskes plotseling alarm sloeg. De club hing aan de latten. Er was, in de drift om de top te bestormen, toch weer een te grote broek aangetrokken. Met kunst- en vliegwerk bleef Lycurgus overeind, zij het dat de naweeën nog altijd niet zijn verdwenen. Met dank vooral ook aan de huidige hoofdsponsor Abiant. Deze uitzendorganisatie profileert zich niet alleen als bijzonder trouw, ze loopt ook niet weg voor problemen. Vooral daardoor – dat mag best eens worden benadrukt – klopt Lycurgus nu op de toegangspoort van eeuwige roem.
Een huldiging op de Grote Markt waard.
Door Dick Heuvelman