MENTERWOLDE – De afgelopen maanden waren in het buitengebied tussen Muntendam en Zuidbroek regelmatig flinke groepen mensen bezig in wegbermen en op overhoekjes tussen de akkers. Wat deden zij daar? En waarom?
Het landschap tussen Muntendam, Zuidbroek, Trips en het A.G. Wildervankkanaal is ten eerste het land waarop boeren hun bedrijf uitvoeren en voedsel verbouwen voor ons allemaal. Maar het is ook het landschap waarin wij samen – boeren én burgers – leven, wonen en recreëren en waarvoor we een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen. Om die gezamenlijke verantwoordelijkheid concreet te maken is werkgroep Boerenbuitengebied opgericht; een werkgroep voor en door boeren en burgers. De werkgroep wordt ondersteund door een grote groep enthousiaste vrijwilligers.
Weerbaar landschap
Boerenbuitengebied streeft naar een weerbaarder en rijker landschap waarin voor de akkerbouw minder chemische input nodig is. Dat biedt de boer bedrijfsmatige voordelen en allen een aantrekkelijker landschap. Een landschap rijker aan planten, insecten en vogels. En weerbaarder tegen bijvoorbeeld luizenplagen. Hoe dat werkt? Als er meer struiken en verschillende kruidachtige planten groeien, komen er vanzelf ook meer insecten. Insecten, ook luisetende insecten, kunnen beter overwinteren (als pop of eitje) en zijn daardoor sneller paraat als het aantal luizen op bijvoorbeeld tarwe dreigt toe te nemen. Boeren legden ook al akkerranden aan, maar daarmee alleen kom je er niet. Zo’n 5% van de omgeving moet ‘ruigte’ zijn, wil het werken. Daarom doen ook de bermen mee en als het even kan ook de sloottaluds, overhoekjes enzovoort. Er is slechts 1 à 2 % natuurlijke begroeiing. Dat kan meer worden met betrekkelijk simpele maatregelen. Dat is wat werkgroep Boerenbuitengebied wil laten zien in ons streekje.
Intensieve landbouw
De reden dat er slechts 1 à 2 % natuurlijke begroeiing is, is gelegen in het huidige markt- en prijsbeleid in de landbouw: dat resulteert in overschotten en te lage prijzen. Dit drijft de boeren tot intensivering: efficiëntie, schaalvergroting, ondersteuning door kunstmest en bestrijdingsmiddelen – het is nodig om de akkerbouwbedrijven in de benen te houden. Maar de biodiversiteit lijdt eronder.
Project Grauwe Klauwier
Voor twee overhoekjes – verwilderde landschapselementen van zo’n halve hectare elk – ontstond een bijzonder plan: project Grauwe Klauwier. Naast de struweelranden is ruimte gemaakt voor ruig grasland waar een paar Lakenvelders (koeien) kunnen grazen. De ‘koeienvlaaien’ trekken insecten en die trekken weer vogels. Ook zaadetende vogels zoals patrijzen (die hier ook nog zijn), hebben in de broedperiode insecten nodig voor de kwetsbare kuikens. De kers op de taart zou de komst van de Grauwe Klauwier zijn. Een prachtig vogeltje dat zijn prooi op het prikkeldraad of de doorns van meidoorn spietst.
Daarnaast heeft de werkgroep een overeenkomst met de gemeente voor het bermbeheer langs Daaleweg en de Eendrachtsweg. Door weloverwogen maaibeleid en het afvoeren van het maaisel kan er rijkere begroeiing ontstaan en krijgen insecten de kans hun eitjes en poppen af te zetten en te laten overwinteren. Ook maatregelen óp de akkers dragen bij: niet-kerende grondbewerking, mulchen, akkerranden, wintervoedselveldjes, bloemenranden, groenbemesters. Dat komt het bodemleven ten goede.
Automatisch leiden de diverse getroffen maatregelen tot verfraaiing van het (open) landschap. Fiets- en wandelroutes, informatiepanelen en bankjes zijn ook onderdeel van het project. Net als een website (www.boerenbuitengebied.nl), een vrijwilligerspool en nieuwsbrieven.
Ondersteund op veel manieren
De werkgroep krijgt niet alleen steun van een grote groep vrijwilligers, ook de gemeente ondersteunt de initiatieven op verschillende manieren. De provincie is er enthousiast over en heeft subsidie beschikbaar gesteld. Drie natuurorganisaties – werkgroep Grauwe Kiekendief, landschapsbeheer Groningen en Natuurmonumenten – helpen met raad en daad op allerlei manieren. Het LouisBolk Instituut (onderzoeksinstituut duurzame landbouw) draagt veel nuttige kennis aan en stichting Veldleeuwerik (kennisnetwerk duurzaamheid van boeren) omarmt het project. Het BettieWiegmanfonds en de NAM ondersteunen financieel.