GRONINGEN – Arnold Bos. Zelfs zijn naam is zo gewoon. Zo onopvallend. Toch is Arnold Bos (van 1969) allesbehalve gewoon. Geen doorsnee. Bos was (en is) een groots voetballer. Topper in de rijen der amateurs, dat was hij zeker. Bij ACV in Assen vooral. Voor FC Groningen scoorde hij in officiële wedstrijden maar twee keer, op 40-jarige leeftijd maakte de Stadjer zijn rentree in de Hoofdklasse bij Oranje Nassau. Maar een uitzonderingspositie? Nee, dat nooit, zoals hij ook nooit vertelde over vroeger. Arnold wilde gewoon lekker voetballen. En daarna een biertje drinken.
“Liefhebber, levensgenieter en voortreffelijk voetballer”
Bos wordt door velen beschouwd als rasechte Stadjer. Dat is ie echter niet. Bos komt eigenlijk uit Bovensmilde. Zijn eerste club was BSVV, die club middenin een nieuwbouwwijk. Schiet je als talentvol spits van nu net iets te hoog, schiet je de bal zo bij tante Annie de woonkamer in. Bos verkaste naar ACV in Assen. Werd daar heel snel, heel veel beter. Hij maakte – tamelijk uniek- ineens de stap van A1 naar het eerste elftal en stal ook daar de show. Hans Westerhof onderkende zijn talent, scouts zaten wekelijks voor de kleine aanvaller op de tribune. In 1990 was het dan eindelijk zover; Bos tekende een contract bij FC Groningen. In 1992 werd hij door de club verhuurd aan kleine broer Veendam om vervolgens terug te keren naar ACV. Was het in elk geval een stuk gezelliger. Bos pakte in Assen de draad weer op. En wat eigenlijk nooit gebeurde, gebeurde in 1995 wel. Opnieuw bood FC Groningen hem een contract aan. Weer werd het geen succes, want nog in datzelfde jaar keerde Bos terug naar de amateurs. Uiteraard naar ACV.
Slechts twee keer kreeg Bos kippenvel in het shirt van FC Groningen. Twee keer kippenvel, twee keer scoorde hij. Twee keer in het Oosterpark. Eentje tegen VVV en eentje tegen Cambuur. De statistieken? Onopvallend. Bos speelde 27 wedstrijden voor FC Groningen. Zeventien keer stond hij in de basis, vijf keer werd hij gewisseld. Bos verscheen tien keer als invaller binnen de lijnen. De grootste zege van FC Groningen – met Bos in de gelederen althans- boekte het in eigen huis tegen, jawel, Etar Veliko Tarnovo. 3-0 werd het, Bos scoorde niet. Bos verloor ooit ook met 4-0 van FC Utrecht. De spits kreeg noch geel, noch rood. Vraag de supporter van nu naar Arnold Bos en ze zullen je dom aankijken. Arnold Bos? Zegt me niets.
Toch was Arnold Bos een geweldige voetballer. Hij kon alles. Technisch goed, slim, scorend vermogen en ondanks zijn beperkte lengte toch heel aardig met het hoofd. Zijn timing was uit de kunst, zoals hij zijn kleine lichaam ook altijd prima gebruikte. Bos woonde ondertussen in Groningen. Hij verliet ACV, speelde voor Helpman. Onopvallend, bij de lagere senioren. Later vertrok hij naar Oranje Nassau. Naar het negende. Of vijfde. Gewoon, voor de lol. En voor de donderdagavondtraining, met verlenging in de Big City. Bos was behalve voetballiefhebber ook levensgenieter. In de Stad kenden iedereen Arnold Bos, zeker ook de vrouwen.
Het is 2009. Bos is de veertig al gepasseerd. De hoofdmacht van Oranje Nassau staat onderaan in de Hoofdklasse. De ploeg zit zo vast als een huis. Trainer Bert Vos moet iets doen. Maar wat? Na weer een matige training van zijn selectie loopt hij via het zo bekende schelpenpadje richting kleedkamer. De oplossing voor zijn problemen loopt hem tegemoet. Het is Arnold Bos. Pal voor Bos het trainingsveld betreedt, trapt hij zijn sigaretje uit. Vos draait zich om. Hij wandelt terug naar het trainingsveld en gaat zwijgend in de dug-out zitten en observeert aandachtig de training van de ongeselecteerden. Mannen van vijftig, sommigen zelfs in de zestig, die partijtjes spelen. Onder hen Arnold Bos. Hij scoort aan de lopende band.
Zaterdag komt Vos met het konijn uit de hoge hoed. In de kleedkamer van de hoofdmacht zit Arnold Bos. Verbaasd kijken de selectiespelers naar het getekende gelaat van Bos, die onverstoorbaar de sokken aan doet en handen schudt. ‘Moi, Arnold Bos.’
Bert Vos schuift met de magneetjes heen en weer. De beladen thuiswedstrijd tegen PKC’83 moet gewonnen geworden. Daar zit verder niets tussen. Weer een nederlaag betekent einde Hoofdklasse. Het magneetje het verst bij de eigen goal weg is Arnold. Bert schuift met Arnold en vergewist zijn spelers van het feit dat je Arnold, die ze dus net vijf minuten kennen, altijd aan kunt spelen. Pal voor de warming-up vraagt de centrale verdediger wie die gast is. ‘Waar speelde die jongen vroeger dan? Arnold Bos, ik heb zijn naam nog nooit gehoord.’ Het konijn Bos staat aanvankelijk machteloos. Binnen twintig minuten staan de gasten met 2-0 voor. Wel laat hij zien dat hij kan voetballen. Elke balbehandeling is goed en dreigt er iets te mislukken, dan ligt hij op de grond, gevolgd door een fluitsignaal van de scheidsrechter. Bos is slim. Slimmer dan al zijn medespelers en tegenstanders bij elkaar. Zonder echt te sprinten zet hij beetje bij beetje de wedstrijd naar zijn hand. O.N. maakt nog voor de rust gelijk. Bos krijgt serieuze schoppen. Tegen knie en enkel. Onverstoorbaar gaat hij verder. Het wordt 3-2 en dan tikt de klok van het scorebord op 90. O.N. krijgt een vrije trap. De bal wordt richting tweede paal geschoten. Bos springt – precies op het juiste moment- en knikt de bevrijdende 4-2 binnen. Een kwartier later zit hij in de kantine aan een flesje Hertog Jan. Beetje achterin. Hij ontwijkt vakkundig al die mensen die hem nu op de schouders willen slaan.
Bos is 41 als HHC Hardenberg op bezoek komt. De ploeg is in de race voor de titel, O.N. hangt nog steeds aan een zijden draadje. Het rijtje ex-profs bij de gasten is imponerend. Bos trekt zich er niets van aan. Met hem als animator en regisseur wint Oranje Nassau met 2-1. Genoeg blijkt het allemaal niet. Bos raakt geblesseerd, valt nog wel een keer in maar ziet zijn ploeg degraderen. ‘Zonde’, zegt hij. ‘Was niet nodig geweest.’ Het waren de enige woorden die hij hardop in de kleedkamer uitsprak. Verder zei hij niet veel. Niet over vroeger, niet over nu. Arnold Bos speelde zijn wedstrijdjes. Dat was het. Hij dweilde de kleedkamer na afloop en had corvee. Zonder morren haalde hij ballen uit de sloot. Ballen die zijn beperkte medespelers daar weer eens in geschoten hadden. Je hoorde Arnold er nooit over.
Op 45-jarige leeftijd, Bos speelt ondertussen in het derde van Helpman, maakt Bos opnieuw een opmerkelijke rentree. Helpman 1 is hem nodig. En dus schudt hij op zomaar een zondagmiddag handen van voor hem tot op dat moment onbekende spelers. ‘Moi’, zegt hij. ‘Ik ben Arnold Bos’.
Vincent Muskee