GRONINGEN – Twaalf direct-salesbedrijfjes in en rond de Groninger binnenstad veroorzaken flinke overlast voor omwonenden. De PvdA wil dat de gemeente hier harder tegen optreedt, mogelijk met nieuwe maatregelen, en stelt daarom schriftelijke vragen.
De bedrijfjes werken met jongere medewerkers. Zij verkopen overdag en ’s avonds abonnementen en lidmaatschappen op straat en van deur tot deur. ‘Voordat de jongeren
aan de slag gaan, verzamelen zij op de bedrijfslocatie’, weet PvdA-raadslid Maarten van der Laan. ‘Hier komen zij ook na gedane arbeid weer bijeen. Dit gaat gepaard met veel overlast. Van harde muziek en schreeuwen tot hangen voor woningen van de buren.’
Veel klachten
Ook zijn er geregeld feesten met veel alcohol, die tot diep in de nacht doorgaan. ‘De laatste weken kregen wij klachten van bewoners’, vertelt PvdA-fractievoorzitter Carine Bloemhoff. ‘En wat blijkt: Meldpunt Overlast werd vorig jaar al overstelpt met klachten. Sindsdien zijn er alleen maar meer direct-salesbedrijfjes bijgekomen. De zomer moet nog beginnen, maar veel bewoners vrezen nu al voor wat hen staat te wachten.’
De PvdA wil weten of de gemeente, politie en justitie nu al voldoende instrumenten hebben om de overlast aan te pakken. ‘Daar lijkt het niet op, maar misschien worden nog niet alle mogelijkheden voluit benut’, zegt Bloemhoff. ‘Het kan ook zijn dat er nieuwe maatregelen nodig zijn. Misschien kan Groningen daarbij leren van andere grote studentensteden, waar het probleem ook speelt. Wij horen graag welke mogelijkheden onze gemeente ziet om de overlast structureel tegen te gaan.’
Recht op fijn wonen
Groningen is een bruisende stad, vindt Van der Laan. ‘Hierbij past bedrijvigheid en gezelligheid in de binnenstad. Tegelijkertijd heeft iedere Stadjer recht op een prettige woonplek. Wonen in en rond de binnenstad mag niet met veel overlast gepaard gaan. Daarom heeft de PvdA al eerder een initiatiefvoorstel ingediend om woonoverlast tegen te gaan. De overlast door direct-sales bedrijven vormt binnen dit thema voor ons een nieuwe ontwikkeling.’