GRONINGEN – Een doordeweekse dinsdagochtend in januari, 11 uur. Zo’n 100 mannen, vrouwen en kinderen wachten geduldig in de ontvangstruimte van de Voedselbank totdat ze naar binnen mogen. Onder een warm bakkie koffie en thee delen ze hun verhalen. Ruim 600 huishoudens in Groningen, Ten Boer en Haren zijn afhankelijk van de ‘supermarkt’ aan de Oosterhamrikkade waar ze voor nop elke week een winkelkar vol levensmiddelen kunnen halen. Toch hoopt voorzitter Ulfert Molenhuis de Voedselbank binnen 10 jaar op slot te kunnen doen. Hij bedacht een plan. En dat plan wordt binnenkort als pilotproject uitgevoerd. “We gaan rijke gezinnen koppelen aan arme gezinnen. Centraal staat: wat zijn jouw problemen en hoe kan ik helpen om ze op te lossen?”
Meneer Kranenburg (67) uit Vinkhuizen wandelt met zijn winkelkar langs de diepvries met vlees. ‘Rundvlees’ staat erop het briefje dat zijn vrouw hem vanochtend meegaf. Door allerlei ongelukkige omstandigheden -meneer kreeg kanker, kon niet meer werken en raakte in de financiële problemen- werd hij met zijn gezin afhankelijk van de Voedselbank. Samen met zijn vrouw en zoon van 14 moet hij zien rond te komen van 50 euro per week. ‘Goedemorgen Kranenburg’, roept Ulfert Molenhuis hem toe. “Kranenburg blijft, hoe naar zijn situatie ook is altijd positief”, weet Molenhuis die de meeste cliënten van zijn ‘super’, zoals hij de Voedselbank zelf noemt, persoonlijk kent. “Je kunt het hier vergelijken met een normale supermarkt. Zo hebben we het ingericht, mensen kunnen zélf kiezen wat ze willen. Dat is zo belangrijk voor het zelfvertrouwen. Mensen die afhankelijk zijn van de Voedselbank zijn kwetsbaar, aangetast in hun eigenwaarde. Als je het op waarde zou schatten, hebben we een jaaromzet van 2 miljoen euro.”
Per jaar haalt de Voedselbank aan de Oosterhamrikkade 4.500 ton voedsel uit de markt. Iedere ochtend klokslag 6:45, behalve op zondag, gaan 2 vrachtauto’s op pad om levensmiddelen op te halen bij 32 verschillende punten in Groningen, Leek, Haren en Ten Boer. Voornamelijk supers (Jumbo, Albert Heijn en Aldi conformeerden zich aan de voedselbank), maar ook bakkers, de Macro en kerken stellen spullen te beschikking. Met de decemberactie wist de Voedselbank in stad voor 225.000 euro aan goederen en geld binnen te slepen. Als ijverige mieren is een hele troep vrijwilligers bezig om alle binnengekomen spullen te sorteren. Honderd vrijwilligers zorgen er elke dag opnieuw voor dat alle goederen worden opgehaald, uitgezocht op datum en soort, gepresenteerd en uitgegeven. Cor Adema en Fokje Kooistra zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding. ‘Gouden mensen’, noemt Ulfert ze. Kratten vol kipfilets, varkensvlees en rund dat tegen de uiterste houdbaarheidsdatum aanhangt wordt direct de diepvries ingeschoven. De enorme vrieskast vriest het vlees in tot min 20 waardoor het nog eens 2 maanden bewaard kan blijven. Shampoos, douchespullen, luiers en wasmiddelen belanden in aparte kratten voor de ‘non-food’-afdeling binnen de voedselbank. “Normaal gesproken wordt dit vlees allemaal weggegooid. We gaan hier de verspilling goed ter lijf. Eigenlijk zou een Voedselbank niet nodig moeten zijn. Er is meer dan genoeg voedsel in de markt”, weet Ulfert die binnenkort start met een project waarin hij arme en rijke gezinnen aan elkaar koppelt.
Rond half twaalf start de Voedselbank met de uitgifte. Tot opluchting van het groepje mannen en vrouwen die al vanaf 6 uur voor de deur staan te wachten. Met een pasje in de hand melden de eerste klanten zich bij de balie. Op het beeldscherm verschijnt de samenstelling van het gezin. Een medewerker van de Voedselbank loopt mee langs de schappen. Want hoewel jezelf mag kiezen, mag je niet ongelimiteerd alles maar in de kar gooien. 400 gram kip per persoon, voor varkensvlees geldt 750 gram, voor rund 500 en vis 250 gram. “Dat is veel hoor. Normaal gesproken zitten we op 350 gram per persoon. Maar er is op dit moment veel voorraad en dat moet op. Van brood en zuivel is er altijd te weinig. We willen ieder gezin elke week 5 broden meegeven. Soms lukt dat, soms vullen we het aan met broden uit de diepvries. We willen niet dat kinderen zonder ontbijt naar school gaan en met honger in de klas zitten. Daar moet ik niet aan denken.”
Sadiesh Koemar Soekhoe uit Helpman is al jaren klant van de Voedselbank aan de Oosterhamrikkade. Hij schaamt zich er niet voor. Het leven loopt zoals het loopt. Soekhoe, die jeugdtrainer is bij GRC, is blij dat de mogelijkheid er is. “De mensen zijn hier ook zo lief. Ik ken ze allemaal. Binnenkort een potje voetballen tegen jouw club?”, roept hij Molenhuis vanuit de wachtruimte toe. Een mevrouw van middelbare leeftijd die haar handen warmt aan een kartonnen beker thee mengt zich ook in het gesprek. Zij loopt hier al voor het achtste jaar. Moet met z’n vieren zien rond te komen van 60 euro per week. Ze wil liever niet met haar naam in de krant. “Ik heb schoolgaande kinderen. Die zijn snoeihard onderling. Acht jaar geleden werd ik chronisch ziek. Fybromyalgie. Ik kon geen baan behouden. Wie wil nou iemand die de ene dag wel, maar de andere dag niet kan werken? Mijn man heeft ook geen baan meer. Zijn lichaam is compleet versleten door het zware werk in de bouw.” Als ze straks naar binnen mag, ziet ze wel wat het aanbod is. “Je wordt heel inventief met koken hoor. Ik tik op Google in wat ik allemaal in huis heb, toets ‘recept’ in en er rolt altijd wel wat uit.” Het moet wel dankbaar werk zijn, voorzitter van een Voedselbank die zoveel gezinnen helpt om het hoofd boven water te houden. “Meestal wel, niet altijd. Er zijn altijd mensen die klagen. Worden kwaad omdat er te weinig brood is. Vaak zijn het mensen die niet in balans zijn. Ze voelen zich aangevallen. Zijn kwetsbaar. We bezorgen ze door ze voedsel te verstrekken toch wat rust in hun hoofd. Dat houdt me gemotiveerd.”
‘We moeten terug naar een systeem waarin je alleen maar kunt kopen wat je kunt betalen’
In de winkel schuift een jonge vrouw een nog overgebleven kerststol in haar winkelwagen. Een vrolijke peuter van nog geen twee zit voorin het stoeltje van de kar. Sabrina is 27 en heeft behoorlijk wat pech gehad in haar leven. Kwam door haar ex in handen van pooiers en raakte in de prostitutie. Met alle ellende van dien. Ze raakte verslaafd aan de drugs en zag geen mogelijkheid om eruit te komen. Haar kleine mannetje zorgde ervoor dat ze overleefde. Nu zit ze –met 15.000 euro schuld aan haar broek- in een vrouwenhuis. Valt onder een bewindvoerder. Contact met familie heeft ze niet. Maar Sabrina is strijdbaar. Ze wil zo snel mogelijk haar eigen huisje en haar opleiding tot kok afronden. We mogen een foto maken, als het maar niet van haar gezicht is. “Ze heeft nog een lange weg te gaan”, volgens Ulfert. “Geen netwerk, helemaal alleen op de wereld met een kind. Nagenoeg gaat iedereen die hier komt op dezelfde manier de mist in. Geen werk meer, maar toch dingen blijven kopen die ze niet kunnen betalen. Dat kan allemaal in Nederland. De overheid werkt er nog eens extra aan mee door torenhoge incassokosten in rekening te brengen. De gemiddelde schuld van een voedselbankcliënt ligt op 33.000 euro, verdeeld over 17 schuldeisers. Mensen steken hun kop in het zand: enveloppen worden niet meer geopend, de kosten lopen op door rente en incassokosten die erbij komen. En binnen no time is de schuld die ze aanvankelijk hadden verdubbeld. We moeten terug naar een systeem waarin je alleen maar kunt kopen wat je kunt betalen. Niets meer op afbetaling. In Moskou sta je drie keer in de rij voor een pond suiker. Één keer om aan te wijzen wat je wilt hebben, de tweede keer om af te rekenen en de derde keer om het op te halen. Ik heb het zelf mee gemaakt toen ik in 1984 voor de Nederlandse overheid in Moskou werkte.”
Ulfert Molenhuis werkt aan zelfbedacht project waarin hij rijke gezinnen koppelt aan arme gezinnen. Een huishouden van de Voedselbank wordt rechtstreeks gekoppeld aan een onafhankelijk gezin. Stadjers hand en hand, heet het. Niet dat de rijken de armen op sleeptouw moeten nemen, zeker dat niet. “Ze staan náást iemand, niet voor iemand. ‘Wat zijn jouw problemen en hoe kan ik helpen om ze op te lossen?’, is het uitgangspunt. Het hoofddoel is niet direct met geld te helpen, maar om het huishouden weer op orde te krijgen en op de rails te houden. Zo ontstaat er meer begrip voor armoede. Want meestal reageren welgestelde mensen met ‘eigen schuld, dikke bult.’ Ik ben er van overtuigd dat dit een goeie bijdrage is om de armoede terug te dringen. En voor mensen die in armoede leven maakt moedeloosheid plaats voor kansen. Ons initiatief wordt ondersteund door het RIKI-fonds in Amsterdam. Zij stellen 10.000 euro beschikbaar. Op dit moment hebben we 10 gezinnen weten te koppelen. Als dit slaagt, willen we dat aantal uitbreiden naar 50.” Nog een speerpunt van armoedebestrijding van de voedselbank in Groningen: drie grote (1 hectare) tuinen met kassen erop waar het hele jaar door voedsel voor de voedselbank wordt verbouwd. Één van die tuinen ligt in Opende, de andere komt naar alle waarschijnlijkheid in Uithuizermeeden en voor de derde is Grootegast in beeld. “Die tuinen worden beheerd door de stichting. Als het een beetje gaat zoals we voor ogen hebben, hebben we genoeg gezonde en verse producten voor een heel jaar voor vijf voedselbanken in Groningen.”
De voedselbank aan de Oosterhamrikkade gaat binnenkort verhuizen naar een nieuwe locatie aan de Ulgersmaweg. Daar ziet Molenhuis nog meer kansen om goed aan te sluiten bij de behoefte van ‘zijn’ cliënten. “Al een tijd waren we op zoek naar een geschikte locatie. We willen opereren binnen het centrum van de armoede, dat betekent dat het gemakkelijk bereikbaar moet zijn voor mensen uit Beijum, Leeuwenborg en de Oosterparkwijk. De noordoostkant van de stad zeg maar. We hebben in goed overleg met de gemeente een heel geschikt pand gevonden aan de Ulgersmaweg. Mede dankzij een gulle gift van het Oranje Fonds (zij doneerden 150.000 euro, red.)hebben we de financiering rond. Hiermee kunnen we de Voedselbank nóg beter inrichten met producten die dichter bij de nieuwe schijf van vijf liggen. Maar mijn streven is om de Voedselbank binnen 10 jaar te sluiten. Er is meer dan genoeg voedsel in de markt en als de nieuwe initiatieven aanslaan moeten we een heel eind kunnen komen.”