Een mix van donker en licht, van lach en mokerslag, dat is het werk van schrijver, dichter en literatuurwetenschapper Ellen Deckwitz. Niet voor niets noemde collega Ingmar Heytze haar oeuvre de liefdesbaby van Mary Poppins en Tim Burton. Als Gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Groningen verzorgt ze vier openbare avonden over genres, verwachtingen en het nut van letteren in roerige tijden. Dit programma vindt plaats op maandagen in september en oktober in het Academiegebouw, Broerstraat 5 in Groningen, aanvang 20.00 uur.
Maandag 25 september: Hier beginnen – in gesprek met Bram Douwes
Tijdens de eerste avond gaat programmamaker en journalist Bram Douwes in gesprek met Ellen Deckwitz over haar leven en werk. Van haar studententijd in Groningen tot haar rol als columnist en popularisator van de dicht- en schrijfkunst. Waarom vindt zij het belangrijk om poëzie voor een breed publiek toegankelijk te maken? Waarom zijn ‘kunstuitleggers’ zo populair? En hoe relevant zijn de meningen van een columnist?
Maandag 2 oktober: De mengpanelen van de letteren: Over de overlap van literaire genres
Tegenwoordig lijken de grenzen van de literatuur steeds doorschijnender te worden: poëzie begint meer op proza te lijken. Columns krijgen poëtische trekken en romans krijgen steeds essayistischer trekken. Graphic Novels als Watchmen bevatten op hun beurt weer hele stukken proza. Hoe uniek is dit verschijnsel en wat zijn de mogelijke oorzaken en gevolgen?
Maandag 9 oktober: Wat heb ik in godsnaam gelezen?
Qua lezersverwachting maakt het een groot verschil wat voor label de auteur op zijn tekst plakt: van een toneelmonoloog verwacht de lezer iets anders dan van proza of een essay. Mensen worden zelden boos op een gedicht, terwijl sommige Nederlandse columnisten met de dood worden bedreigd. Hoe spelen hedendaagse auteurs met de verschillende lezersverwachtingen?
Maandag 16 oktober: Leuk gezegd maar wat hebben we eraan?
Wat is het nut van letteren anno 2017? Zijn de inhoudelijke veranderingen een teken dat de literatuur zich in het nauw bevindt? Of is de vernieuwing een weergave van een wereld die zichzelf transformeert? Hebben we, in een tijd waarin niemand meer naar elkaar luistert, in maatschappelijk opzicht überhaupt nog iets aan de literatuur?